woensdag 26 september 2007

1899

Menado, 17 Januari 1899

Lieve Moeder,
Zoo mogelijk na postsluiting nog een lettertje; ik moet echter nu weg.

Hartelijke groeten
De bruidegom van vóór 4 jaar
Dirk.
*******


Menado 9 Febr. 1899


Mijne lieve beste Moeder,

Tot mijn grooten spijt is onze "Silberne Hochzeitwunsch" niet meer klaargekomen, en vrees ik ook dat dit niet meer vóór postsluiting zal lukken. Daarom zend ik maar vast een paar kaartjes, om in geen geval te laat te komen. Deze dagen komt er weer een boot, en is de kans zeer groot, dat U den brief dan nog in tijds krijgt om naar Merzig te zenden;het zal anders maar een paard dagen schelen, dus als het niet in tijds komt, doet U er dan een woordje bij. Koopmans is goddank gearriveerd; nu hebben wij een logé, de zoon van B.W. Blij­denstein van de Twentsche Bank met wien ik een reisje in de bovenlanden ga maken. Hij logeert bij ons op Sario; dit zal Gerard wel intreresseeren; vertelt U hem dit svp.
Dag lieve Moeder
Uw liefh.\
zoon Dirk.
**********





Menado 28 Februari 1899
Lieve beste Moeder,

Lotje was aldoor van plan U te schrijven, doch voor de afwisseling heeft zij weer eens zulk een aardigheidje aan het rechter elleboog (puiststeen, zooals Didi zegt) waar­door het haar onmogelijk is. Anders gaat alles thuis uitste­kend. Wij hebben een drukke maand achter de rug, doordat zooals ik U reeds schreef, de hr. J.J.Th. Blijdenstein, zoon van den Dir. der Twentsche Bank BWB uit Hilversum bij ons gelogeerd heeft. Het was een aardig jongmensch van ± 26 jaar, die zich spoedig geheel bij ons thuis gevoelde; voor Lotje was het natuurlijk een drukke tijd (want alle extra'tjes zelfs de biefstuk,km bakt ze zelf) doch ze doet het met liefde en ik voor mij, wil U wel bekennen, dat ik innerlijk trotsch ben wanneer zoo kranig de eer van ons huis wordt opgehouden, en ik merk, wanneer nogal verwende lui, zooals Veth, Blijdenstein etc., zich bij ons zoo op hun gemak gevoelen. Trouwens, we maken niets geen omslag, en gaan geheel onzen gang. De aan­trekkelijkheid van ons interieur ligt dan ook geheel (behalve dat er zoo goede voor ons buikje gezorgd wordt) in de lieftal­ligheid en gezelligheid van Lotje, die het de menschen zoo pleizierig weet te maken, en toch met alles zoo eenvoudig en huiselijk blijft. Ik weet dan ook met trots, dat zulk een vrouwtje mij door elken bachelor benijd wordt. Dit ondervond ik onlangs in een gezelschap van celibatairs, die de bezwaren van het huwelijk zaten op te sommen, waartegen ik met een enkel woord wilde opponeeren. "Ja, meneer de Vries U hebt mooi praten, als men zóó goed af is!".....
Het eenige wat Lotje agiteert in zulk een drukken tijd, is de vrees, dat onze jongste niet genoeg krij­gt, wat volstrekt niet het geval is. De kleine Ferry behoeft er volstrekt niet onder te lijden; trouwens haar moederplicht gaat bij Lotje vóór alles, en al logeerde de Gouv. Gen. bij ons, we zouden hem vriendelijk verzoeken naar een andere tampat om te zien, wanneer het bleek, dat onze kinderen daar­door niet hun eisch kregen.
De kennismaking met Blijd. is, geloof ik, van weerskanten goed bevallen, en voor de relatie met de Twentsche Bank is zulk een verstandhouding niet ongewenscht, wat Gerard zeker met mij eens zal zijn, en wat ook voor hem misschien nog wel eens nuttig kan werken.
Wij zenden U heden twee photo's door Bl. opge­nomen, wel wat bleek, maar toch vrij aardig. De eene stelt Didi voor aan het strand, in de baai van Menado, in zee staan­de met het eilandje Menado toea op den achtergrond. Op een Zondagochtend waren B., en ik met de bendy naar een aardig plekje aan het strand, verder de baai in gereden, en Didi , een gezellige flinke jongen om mee uit visschen te gaan, moest natuurlijk mee. Nauwelijks zag hij de zee, of hij moest het water in. OP zulk een leuk moment heeft B. hem gephotogra­feerd. U moet opletten, hoe helder het water is, dat U zijn bloote voetjes erdoorheen kunt zien.
De andere stelt onzen jongsten schat voor, bij ons in den tuin, doch in werkelijkheid is hij veel mooier. Na zijne laatste verkoudheid , neemt hij nu weer opeens een kolossalen spurt, en ziet er prachtig welvarend en dik uit. Daarbij heeft hij nu heerlijke roode wangetjes, en dat "doet" heerlijk bij zijn donker haar en blauwe oogen. Het is een mooi engeltje. Hij krijgt er nog altijd niets bij, niettegenstaande vele dames willen dat Lotje hem er ook wat anders bij geeft, doch zoolang er nog geen tandjes zijn, is dit gelukkig nog niet noodig. Didi blijft een echte bleekneus; was zijn vader dit destijds ook?
Hierbij nog twee krulletjes van de twee jon­gens.
tevens een brief voor de silberne hochzeit
in Merzig met vriendelijk verzoek, dit ten spoedigste door te zenden; ik hoop dat hij nog in tijds komt; met de vorige mail had ik er heusch geen tijd voor.
Ik heb Bl. ook Talisse laten zien, wat een bizonder goeden indruk maakte. Houdt toch allen de aandeeltjes MHV goed vast en koopt er zoo mogelijk nog bij, dan kunnen wij het naderhand er goed van nemen. Het afgelopen jaar zal er minder uitgekeerd worden dan het vorige, doch dat is maar tijdelijk; hoe langer hoe beter worden ze.
Ik ben erg blij, dat Koopmans er weer is; het is eene groote gezelligheid, en hoop ik nu eens spoedig mijn vacantie te kunnen nemen.
Vele hartelijke groeten aan allen van ons viertal en Uw liefh. zoon
DIRK.
*********************************

Menado 24 maart 1899.

Lieve beste Moeder,

Lotje heeft zich vandaag uitgesloofd, dus U wilt mij heden wel excuseren! Hiermede alleen de mededeeling dat ik heden een pakje photo's aan U afzond, meest van Talisse, en voor U als aandeelhoudster van belang! Gerard heeft reeds een stelletje; nu ook een voor Uwe verzameling. Moeder en de jongens allen best.

Uw liefh. zoon

]Dirk.
**********************


Menado 12 April 1899

Lieve beste Moeder,

Met deze boot heft Lotje geen tijd U te schrijven, daar de familie Koopmans nog bij ons logeert, en dat met al die klein­tjes heel wat drukte geeft.
Uw hartelijk schrijven over de bleekheid en het late naar bed gaan van Didi met waardeering ontvangen, en zal Lotje U daarover nog uitvoerig antwoorden. Ik ben het in theorie geheel met U eens, doch in de praktijk is het bij de Indische dagindeeling moeilijk het kind om 7 uur in bed te krijgen. U moet toch eens schrijven, of ik er op die leeftijd ook zoo bleek uitzag of dat dit eerst later gekomen is.
Van Gerard ontving ik twee lange brieven, waarop ik spoedig hoop terug te komen Het meeste interesseer­den mij natuurlijk de berichten over Piet, waarin ik levendig belangstel, en in welken toestand ik mij geheel kan verplaat­sen. Hoeveel ervóór te zeggen is, hoop ik, tusschen ons ge­zegd, echter dat ik mijn jongens wat langer onderwijs kan laten geven, en hun opleiding anders zal zijn. 't Is voor den tegenwoordigen tijd wel wat héél vroeg een kind van school te nemen.
Met deze boot gaat onze administrateur van Talisse, de her C./B. Buys met één jaar verlof; U kent hem uit mijne brieven en verhalen; hij is mijn vertrouwde medestander gedurende meer dan tien jaren, en vooral in onze moeilijke periode heb ik in hem een grooten steun ondervonden. Het is een eenvoudig man, uiterlijk toont hij weinig, echter met een hart van goud.
Hij komt U in ieder geval opzoeken, om U van Uwe kleinkinderen te vertellen; dit zal dus waarschijnlijk in Bussum zijn, en kunt U wel van die gelegenheid gebruik maken hem een of andere attentie te bewijzen; ik recommandeer hem ten zeerste in Uwe welwillendheid.
Lotje en de kinderen maken het best. Onze jongste komt heerlijk aan; het is een bizonder mooi en fijn gezichtje; heel wat anders dan het nonnetje van K. Daarbij zoo lief en netjes en bedaard; nooit hoort men hem bijna huilen. Wat een zegen voor een kind en de ouders! toch!als hij zoo heerlijk de moedermelk kan krijgen. Didi wordt ook zoo aardig en kan zoo lief babbelen. Het is een ware schat. Veel zoentjes van kleinkinderen en kinderen
Uw liefh. Dirk.

Hierbij wisseltje 1e kwartaal.
******************************


UITNODIGING DANSPARTIJ.


* Menado 6 Mei 1899.
Lieve beste Moeder,

Wederom is een jaar voorbijgegaan, en wederom komen wij op den ochtend van Uw feestdag tot U, om U onze hartelijke en innige wenschen aan te bieden. En ditmaal heeft zich ons kringetje weder uitgebreid, en steekt ook onze jongste schat, onze lieve Fernand aan Grootmoeder zijne roze lipjes toe. Didi heeft er al het volle besef van, en weet heel goed, dat Opoe vandaag jarig is, en voelt zich heel gewichtig, dat hij al een briefje geschreven heeft; met heel vel nadruk kan hij zeggen: Didi wil naar Holland, naar Opoe.
Ja, lieve Moeder, ik kan U wel zeggen, dat hoe meer ons kringetje zich uitbreidt, hoe grooter het verlangen van Lotje en mij naar U wordt, om U onze schatten te laten zien, en U dagelijks met ons te latenen medeleven, en mede te genieten van de heerlijke ontwikkeling van onze kinderen. Moed gehouden! als alles gaat zooals wij wenschen, dan zijn wij over twee jaren òf bij U òf onderweg. Daarop is mijn geheele streven gericht; daarnaar is mijn geheele programma opgesteld, en...het zou mij erg tegenvallen als mij dit niet gelukte.
Maar dan moet U ons niet de verrassing bereiden tenzij natuurlijk dat het speciaal en geheel Uw eigen verlan­gen is, om intusschen uit Amsterdam te zijn verdwenen. Dat zou een mooie grap zijn! Zoowel Lotje als ik zijn geheel eenstem­mig in onzen wensch, om te Amsterdam te gaan wonen. Kan het lijden, dan gaarne een paar zomermaanden naar Bussum, kan het niet, dan blijven wij kalm in Amsterdam. Misschien dat wij eerst een tijdje b.v. in Bussum blijven totdat wij een huis geheel naar onzen zin en.... conform onze beurs gevonden hebben, maar voor goed vestigen wij ons nergens anders dan in Amsterdam. Ook voor de opvoeding van onze jongens vinden wij dit beter, maar een voorname reden is toch, om dichtbij U te zijn, en U dagelijks te kunnen zien. En dan zou U gevlogen zijn! Mooie grap!
Financieel kunnen er toch geen bezwaren be­staan. Als U tot dusverre er hebt kunnen komen, zal dat in de toekomst toch ook wel gaan; U wordt toch op Uw ouden dag niet door schraapzucht (!) aangetast? of wilt U aan het oppotten gaan?
De uitkeering van de firma GdV.Zn. is U nota­rieel gewaarborgd levenslang; dit is een contractueele ver­plichting, voortvloeiende uit een associatiecontract, en U kunt vrijelijk en zonder dankje zeggen accepteeren; zaken zijn zaken, en tegenover die verplichting hebben ook weder groote voordeelen anderzijds gestaan. Wat ons betreft, Lotje en ik zijn eenstemmig in onzen wensch, ook na onze terugkeer met onze bijdrage te mogen voortgaan, zoodat alles er op wijst, dat U geheel op de bestaanden voet zult kunnen blijven doorle­ven, en verandering uit een financieel oogpunt, volstrekt niet urgent is.
Mocht U desniettemin tot eene verandering wenschen over te gaan, dan is alleen ons verzoek, om tot geen ingrijpende maatregelen te besluiten, alvorens ook ons er in te kennen.
Ziet, Ziet, zoo is mijn verjaarsbrief in een zakenpraatje geëindigd, maar wij zijn een beetje geschrikt door mogelijke verhuisplannen, en waar het hart vol van is, loopt de mond van over. Wij behoeven wel niet te zeggen, dat wij hopen U bijgaand verjaarscadeau speciaal voor Uw genoegen te besteden. Maar nu moet ik eindigen. Ik schrijf nog onder gewoon couvert. Een hartelijke omhelzing van Uw liefh zoon
Dirk I.
***************************


Menado 6 Mei 1899

Lieve beste Moeder,

Ik wil U even toch nog een woordje schrijven, om U te zeggen, dat U niet moet denken dat met deze email maar zoo'n kort briefje weggegaan is, maar....enfin, U zult het wel begrijpen dat U op Uw verjaardag meer zult vinden.
Alles gaat thuis uitstekend; de beide jongens ontwikkelen zich heerlijk. Didi is allerliefst voor zijn broertje, en Ferry heeft niets liever dan, wanneer Didi grap­jes met hem maakt. Dan schatert hij het uit van het lachen, en rollen hem, evenals bij wijlen tante San, de tranen van den lach over de wangen. Van jaloerschheid hebben wij nog nooit het minste spoor kunnen merken. Een pessimist zei vroeger eens: O, je zult zien hoe jaloersch die oudste op zijn broer­tje wordt. Goddank, geen spoor daarvan. Didi heeft een veel te zacht en veel te lief karakter daarvoor; hij heeft een teeder, aanhankelijk gemoed, en ik kan wel zeggen, slechte neigingen hebben wij absoluut nog niet bij hem ontdekt. Onze jongste is een engeltje van Rafael; wat zou Jettie daar naar zitten kijken; en zoo lief en zoo tevreden; en beiden zoo heerlijk gezond. Welk een zegen genieten wij toch.
Verleden week hebben wij het huis van de Koop­lui ingewijd en bij die gelegenheid "le tout" Menado geïnvi­teerd. Reünie in het Hotel, danspartij in het nieuwe huis. Mijn conditie was dat Lotje er niets geen drukte van mocht hebben, en dat is prachtig gelukt. Wij recipiëerden heel aardig (het deed mij aan onze bruidsdagen denken) al de lui, er zijn er ± 100 geweest in het Hotel, Lotje keurig in haar Reseda-zijdje uit de Bruidsdagen, la plus lady de toutes, en daarna ieder met een versierd lichtje in de hand voor het nieuwe huis; eerst de schutterij-muziek, dan Lotje met den Resident voorop. Er was zoowat iedereen gekomen, en merkten wij bij die gelegenheid duidelijk dat wij -behalve een gladak­ker die ik negeer- met het geheele publiek in goede sympathie verkeeren.
De fuif is bizonder goed geslaagd; de laatste gasten bleven tot over 6 uur, en eerst om 7 uur kwam ik thuis. Ik zeg ik want de kinderen gaan bij ons voor en Ferry moet ca. half twee 's nachts zijn borreltje hebben. Dus zette ik op een achteraf plekje, ca. 1 uur, Lotje stilletjes in de bendy, en reed zij kalm naar huis. Aan enkelen vertelde ik, dat zij bij den kleinen jongen geroepen was, en spoedig zou terugkomen (wat echter niet in ons plan lag). Alle moeders voelden het geval mee, en zoo kon Lotje hare plichten als moeder en als gastvrouw uitstekend combineeren. De stemming was zoo vrool­ijk, en er werd zoo druk gedanst, dat die verdwijning eigen­lijk niet eens werd opgemerkt. Vindt U dit niet leuk, en echt Indisch gemakkelijk en gemoedelijk.
Ik ben erg blij, dat het zoo goed is afgeloop­en, en we er zoo veel satisfactie van hebben; het was in onze positie hier noodig eens wat te doen, en nu hebben we het eens goed gedaan.
Van vacantie nemen komt nog niet veel voorloop­ig, doch wat in het vat is, verzuurt niet; 't Is de laatste dagen hier erg heet.
Nu lieve Moeder dringt de post. Met vele harte­lijke kussen van ons allen
Uw liefh. zoon
Dirk
*********************************


Aan boord Stoomschip Speelman
Amoerang den 23 Mei 1899.

Lieve beste Moeder,


Daar zit ik nu aan boord van de boot, die mij vanmiddag van Menado gebracht heeft naar hier, vanwaar ik morgenochtend doorga naar Bojong. Dit is wel de gemakkelijkste manier om er te komen. 't Was vanochtend een groote haast om klaar te komen; om 8 uur hoorde ik pas, dat de boot al om 12 uur weg zou gaan, en toen moest nog de mail gesloten worden. Maar verbeeld U, daar merk ik hier aan boord, dat ik onbegrij­pelijker wijze de brieven van Lotje vergeten heb! en ze op Menado heb laten liggen. En zij, die zich nogal zoo uitge­sloofd had, en gisteren tusschen de bedrijven door een flinken brief voor Hanna, en een voor U had afgepend. Ik heb er ge­ducht het land over. 't Scheelt nu wel zoo heel veel niet, want als wij ze met de volgende mail zenden, krijgt U ze al een grote week later.
Goddank kunnen wij U niets dan goeds melden. Lotje geniet met mij van een zalige kalmte, nu alle drukte van den laatsten tijd achter den rug is. ;'t Is echter meer dan heet in den laatsten tijd, en hoe koel en frisch ons huis ook is, we dachten toch somtijds te smelten. Onze kinderen groeien en bloeien er echter tegen in. Onze kleine Ferry is een beeld­schoon kind, eigenlijk te fijn voor een jongen. Zijne Moeder die met reden erg trotsch op hem is, zal wel uitvoerig over hem in den brief aan Hanna geschreven hebben; daarbij zoo lief en zoo aanvallig. Tandjes heeft hij nog niet, en kruipen doet hij ook niet, maar wel wil hij aldoor staan, en maakt zelfs aanstalte om te loopen. We denken dat de kruipperiode bij hem maar heel even zal duren, en hij ineens zal beginnen te loop­en. Onze Dideman is een gezellige, verstandige, stevige baas, die erg aardig voor zijn broertje is. Ik heb verleden week gemerkt, dat hij wel degelijk gevoelig is, of liever begrip heeft van applaudissement, want verbeeldt U, een paar dagen, an de opvoering van het comediestukje bij de familie Carpen­tier Alting vertelt hij heel wijsneuzig: Papa, al die mijnhee­ren gedoet zoo! en hij aan het klappen in zijn handjes; en ik zeg, Waarom dan Didi? het antwoord was:Om Didi comedie ge­maakt!.
Het pakket van Hanna is aangekomen, en ik wilde dat de afzenders mee konden genieten van de vreugde, die zoo'n bezending veroorzaakt. Dideman is het meest opgewonden, maar Moeder, en Vader van de weeromstuit niet minder. Allen om den tafel, Ferry in zijn tafelstoel met groote oogen er bij, en allen van het dienstpersoneel wat in de buurt is, vol verwach­ting kijken. Lotje lacht mij altijd een beetje uit, als er een jurkje van H.,M. voor den dag komt, en zegt, dat mij dat maar grootsig maakt....Maar U moest eens zien hoe beeldig hert ons schattekind staat. Didi is met niets blijder dan soldaten, eigenlijk een kegelspel, dat Hanna vroeger gezonden heeft. Die zijn de merkwaardigheid van Sario, en kinderen vragen expres om naar ons te mogen gaan, om met die heerlijke soldaten te mogen spelen.
Zoo is het leven schoon en heerlijk, wanneer men een lieve vrouw en kinderen heeft. Elk uur brengt genot. Alleen de afstand is het, die ons drukt (en soms die erge hitte!!!)om U en alle anderen getuigen te doen zijn van ons geluk. Maar daarom niet getreurd; nog twee jaartjes geduld en de hereeniging is daar!
Uw liefh. zoon
Dirk
***************




Menado 4 Juni 1899.

Lieve beste Moeder,

Uwe beide laatste brieven van 13 + 21 April jl. die we gelijk ontvingen, stelden ons wel gerust ten opzichte van Jettie, doch hebben ons toch eigenlijk doen schrikken, daar wij niet gedacht hadden, dat het zoo erg was geweest. Die afstand is ook zoo enorm, het beste is maar, er maar zoo gauw mogelijk een eind aan te maken en weer in de buurt t komen. Doch een beetje geduld over en weer, want ik wilde zoo graag mijn Indische carrière met een geheel gerust hart afsluiten, en vermijden, om toch maar half voldaan terug te keeren. Laat men mij dus het jaar 1900 uit hier nog kalm mijn gang gaan. Intus­schen een hartelijke kus voor Jettie, en dat zij spoedig weer de oude moge zijn. Kunnen wij haar ook met iets pleizier doen? Wil zij voor onze rekening eens een reisje samen met U doen?> Dit zou Lotje zoo graag willen. Zoo ja, maakt U het dan s.v.p. met haar in orde, en nemen wij de kosten gaarne voor onze rekening.
Didi is vanavond met mij medegekomen, en speelt aardig in huis met Nonnie Koopmans en Wimpie Buys. Bij zulke kleine kinderen lijkt hij nu zoo flink en groot; algemeen is het gezegde: precies zijn vader in het klein. Een aardig gezegde:Toen papa een klein jongetje, papa was een zoontje van Opoe. Dat ik tot op den huidigen dag nog de eer heb een zoon.­....tje van U te zijn, schijnt zijn kinderverstand te boven te gaan.
Over onzen jongste zal Moeder wel de noodige lof verkondigd hebben; we zijn er werkelijk niet minder trot­sch op dan op Didi. Die brieven die ik per vorige vergeten heb, een voor U en een voor Hanna, gaan nu. U hebt mijn brief a/boord "Speelman" uit Amoerang toch gekregen?>
Het is jammer, dat mijn zaak het zoo noodig maakt, om af en toe overal zelf te komen, en het oog van de meester over alles te laten gaan. In mijn afwezigheid is Lotje een beetje in de pottenbank geraakt, een oorontsteking, doch nu gaat het weer beter. Dit is een ellendig idee voor mij, en toch mag ik een noodige inspectiereis niet achterwege laten; jammer dat er altijd zoo veel tijd mee gemoeid is./
Dag lieve Moeder, vele groeten aan Jettie & de kinderen van ons allen en Uw liefh. zoontje
Dirk.
************************************


Menado 3 Juli 1899.

Lieve beste Moeder,

Hierbij weder een brief van Lotje, gelukkig is zij weder in orde, en de kinderen maken het heerlijk. Alleen heeft zij erg veel last van uitvallen van het haar, een gevolg van de warmte, veel transpireeren en roos op het hoofd; dit verschijnsel deed zich ook voor na de komst van Didi en zool­ang zij hem zelf hielp; misschien staat het daarmede wel in verband. Op den kruin is zij nu bijna kaal; kunt U ons niet eens over de post een haarmiddeltje zenden? Er worden er zoo veel geadverteerd, doch ik weet niet welk te kiezen. Ik zou niet graag willen, dat bij onze terugkomst van het fraaie haar van Lotje niets meer over was.
onze twee zoons zijn heel aardig samen, en met vreugde zien wij de innige genegenheid, die meer & meer tusschen hen ont­staat. Didi is erg aardig en zorgzaam voor zijn broertje, en ferry is niet tevreden, als zijn oudste broer niet bij hem is.Heerlijk is het ook de voorspoedige ontwikkeling van Di­di';s verstand aan te zien. Hij is dol op vertellen, doch nu was het omgekeerd, en klonk het bij mijn thuiskomst "Papa, Didi heeft een vertelseltje gemaakt", en begon een alleraar­digst verhaaltje, natuurlijk over beesten.
Overigens is hij net als de andere deVriesen­kinderen, een kruidje roermijniet, wat het krijgen van een standje betreft; tegen knorren krijgen kan hij niet, en met veel voorzichtigheid moet hem een stoutigheid of zoo onder het oog gebracht worden. Anders begint het lipje te trekken en begint een erge huilpartij. Met opzet is hij dan ook nog nooit ongehoorzaam geweest.
Nu, lieve Moeder, nog een kleine twee jaar en dan is het genoeg geweest en komen wij weer bij elkaar!.
Inmiddels met een hartelijken zoen
Uw liefh. zoon
Dirk.
*************************************

Menado 16 Juli 1899.

Lieve beste Moeder,

Lotje zal U wel geschreven hebben dat wij met Ferry een paar onrustige dagen gehad hebben, doch nu gelukkig is alles achter den rug, en is hij weer even lief als ooit.
Het is werkelijk een beeldje, zoo'n fijn ge­zichtje, en zoo'n lief krullebolletje; zoo heerlijk als die lieve oogjes weer helder staan. Didi is ook erg aardig; hij gaat flink vooruit en begint al heel wijs te praten. 't Kind is altijd vroolijk, tevreden & opgeruimd, en weet zich altijd bezig te houden, zeker ook een gevolg van zijn heerlijk gestel en zijn flinke gezondheid.
O ja, kunt U ons niet eens bij gelegenheid dat boekje van J. Worp, met kinderliedjes zenden; U weet wel, dat wij vroeger thuis ook hadden, met voorin "Al in een groen groen knollenland", "Wien zag ik door den hoendshof" etc. Didi begint al af en toe een wijsje te neuriën; hij hoort het in ieder geval erg graag.
Ook Ferry is dol op plaatjes kijken, en er is geen aardiger tafereeltje te zien, dan Moeder aan de tafel in de achtergalerij, met Ferry op schoot. Didi in zijn stoeltje er naast, en beide krullekopjes aandachtig gebogen over het prentenboekje.
Het is nu erg warm en regen valt er niet. Houdt dit nu een maandje aan, dan is er alle kans, dat we op Bojong een mooien bloei, en volgend jaar een flinken oogst krijgen. Dit is weder een groote stap nader tot ons doel, om in begin 1901 te kunnen repatriëeren.
U begrijpt, dat ik erg graag zou willen terug­keeren, met een mooi jaar tot besluit. Gelukkig, dat de tijd zoo gauw hier voorbij gaat; 't Zal om zijn voordat wij het weten.
Nu lieve Moeder, tot zoolang moeten wij het nog maar zien uit te houden. Gelukkig dat Jettie zoo goed vooruit gaat! Onze hartelijke groeten aan haar en alle anderen.
Met een flinken zoen
Uw liefh. zoon
Dirk
***********************


Menado 31 Juli 1899.

Lieve beste Moeder,

Het laatste bericht, dat wij van U ontvingen, was Uwe briefkaart van 25 Mei, die ons trouwens bizonder vlug bereikte; overmorgen is er weder eene boot, waarmede wij verdere gunstige berichten over Jettie hopen te ontvangen.
Bij ons gaat alles tegenwoordig gelukkig zoo goed, als het maar zijn kan. Lotje is flink en krachtig, alleen meestal meer of minder onder den invloed van den groote warmte tegenwoordig.'s Nachts en 's morgens vroeg is het echter lekker koud; vanochtend in de vroegte was het ca. 67 graden F. en kropen man, vrouw en twee kinderen, allen onder een groote deken samen, om elkander wat te warmen. Maar over­dag wordt het heel anders.
Ons Ferrykind ontwikkelt zich nu met stoom. Moeder is altijd bang, dat het een "min" kindje zou zijn, omdat hij niet zoo robust als Didi is, maar als wij hem met andere kinderen zien, si hij als een wolk, en steekt lang niet af, integendeel, hij is bepaald een mooi kind, en overtreft ze in schoonheid.
Wij zijn zoo gewend aan dat in-zachte en lieve van Didi, dat wij Ferry, die erg druk en levendig is, veel meer bijdehand vinden. Ik voor mij, geloof wel, dat het niet zoo'n gemakkelijk kind als Didi, die bepaald engelachtig lief is, zal worden, maar overigens is hij schattig. Daarbij zóó pienter en slim; hij begrijpt alles, wat men zegt, al kan hij nog niet meer zeggen dan Bapa, Mamma en Tjietie. Welk een onderscheid toch voor een 2e kind, dat hij een broertje heeft. Hij kan tegenwoordig niet meer buiten Didi; als die even weg loopt, kruipt hij hem dadelijk achterna. Hun grootste pret, is natuurlijk in den tuin te spelen, met zand te morsen etc. doch beiden hebben één zelfde eigenschap: dol graag met water knoeien, en geen grooter pret, als vader hun daarbij helpt, tot wanhoop van Mama.
Lotje heeft in den laatsten tijd een aardig spelletje met Didi begonnen: eenvoudige raadseltjes opgeven, en het is treffend hoe vlug hij dit begrijpt en meestal raadt.
Gisteren het volgende tafereeltje in de badka­mer (een moment van gezellig samenzijn) tusschen vader en zoon:"Papa, Didi heeft een raadseltje gemaakt; kan Papa wel weten?
Het hangt aan de muur, het heeft een grooten kop met twee oogen, en...het is de tijger geweest".
Inderdaad hangt bij ons in de gang dat tijger­vel, wat wij van Just gekregen hebben, waar een groote opge­zetten kop bij is. Ik vroeg direct aan Lotje of zij hem dit raadseltje al opgegeven had, maar neen hoor! het was alles eigen vinding. Hoe typisch dat hij er direct de oplossing bij zegt, dat snapt hij nog niet. Wij zijn als de dood, dat hij zal beginnen te vragen om hier naar de Fröbelschool te mogen; dit ligt echter geheel niet in onze bedoeling; hij mag vooral niet te vroeg beginnen, en wilden wij hem het liefst maar stilletjes voor Lida bewaren!
Het is hier nu prachtig koffieweder, en belooft dit op Bojong voor 1900 een mooien oogst. Wat zou dat aardig wezen, als dit lukte; dan kan ik begin 1901 terugkeeren met een mooi jaar als slot! Houd toch goed Uwe aandeeltjes vast.
Nu lieve Moeder is de tijd voor de post geko­men. Lotje is niet meer met haar brief klaargekomen, door die twee aardige jongens, die haar de handen binden, en onafschei­delijk van hunne Moeder zijn. Maar die brief komt dan met de boot over 14 dagen.
Hartelijke groeten aan allen te Bussum, ik moet toch eens tijd zien te maken, om onze briefschuld aan broer&z­usters af te doen; maar dit is zoo moeilijk.
Met een hartelijken zoen
Uw liefh. zoon
Dirk.
****************************************

Menado 6 September 1899.

Lieve beste Moeder,

Onder aangeteekend couvert -dat eerder naar de post moest- zond ik U het wisseltje 3e kwartaal, nog maar altijd geadresseerd naar Bussum.
Lotje kan U met deze boot niet schrijven, daar zij de handen vol heeft met Ferry, die al een tijdje hangerig en daardoor erg Moederskindje is. 's Nachts is hij erg onrus­tig en voelt dan koortsig aan doch het ergste is, dat wij er nagenoeg geen kunstmatig voedsel inkrijgen. Alleen af en toe een beetje maïzena, doch dikwijls -gisteren bv. twee maal- kwam het er net zoo weder uit. Wij hebben natuurlijk den dokter er bij, en denkt die, dat het van de tandjes komt; hij heft er pas vier, en is nu al bijna 13 mnd. Het lastigste is, dat hij nu al 14 dagen hardnekkig weigert, om ook maar een druppeltje koemelk te drinken, gelukkig, dat Lotje hem nog helpen kan, anders kwam er nagenoeg niets binnen.
Het was anders hoog tijd, om hem voorgoed te spenen, doch op het oogenblik is er natuurlijk geen quaestie van. Ik ben nu alleen maar bang, dat het voor Lotje niet goed is, maar wat het zwaarste is moet het zwaarste wegen. 't Is anders frappant, alsof het kind het gehoord heeft, dat wij van plan waren, hem zijn moesjes's heerlijk voedsel af te nemen; vanaf dat oogenblik heeft hij hardnekkig en standvastig alle andere melk etc. geweigerd; alleen frisch water is hij dol op; ook al een teeken van koortsigheid. Wij nemen geregeld de temperatuur op, doch hoog is die niet, alleen soms een beetje verhoogd.
Zondag den 27en Augustus is hij anders net gedoopt. Ook Didi hebben wij toen medegenomen, en die was erg onder den indruk van de plechtigheid, speciaal van het orgel­spel. Toen zag Ferry er nog goed uit, doch nu heeft hij na­tuurlijk een jurkje uitgetrokken, en is erg mager geworden.
Uit deze uitvoerigen mededeelingen, kunt U wel bemerken hoe zeer wij eigenlijk met de gezondheid van onze kinderen verwend zijn, dus hoe meer ons zulk een ongesteldheid treft. De dokter vindt het, geloof ik, niets erg, en schrijft het aan de tandjes toe, doch voor de ouders, die zoo gaarne hunne kinderen met de dag zien vooruitgaan, is dit toch een beproeving.
Op Bojong is er al een bloei geweest, en er komt nog meer, dus dat gaat goed. Maar nu mag er ook wel een regenbuitje komen; het is nu al meer dan twee maanden dat die enorme hitte & droogte duurt. Misschien heeft dat het kind wel aangepakt.
In October zenden wij Pirsch met verlof om te overwinteren en op te knappen; allemaal voorbereidingen om in 1901 op Uwe verjaardag present te kunnen zijn.
In zaken gaat het overigens naar wensch, doch natuurlijk - en gelukkig- altijd druk!.
Lotje schrijft U met de volgende boot, zendt U met de kinderen hare hartelijke groeten. Didi gelukkig is zoo flink en sterk als het maar kan, en begint al zoo aardig te praten!

Uw liefh. zoon
Dirk.
************


Menado 17 September 1899.

Lieve beste Moeder,

Eergisterenavond, den 15en dezer, bracht de mail ons telegrafisch de blijde tijding, dat het H.M. de Koningin behaagd heeft, om mij, bij gelegenheid van Hd ver­jaardag te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Gisterenavond brachten de ingezetenen van Menado ons een serenade; bij die gelegenheid werd ik toegesproken door den Resident (mijne vrouw stond naast mij, en tusschen ons in onze oudste zoon -voor de jongste was het al te laat) die mijne vrouw en mij gelukwenschte, en mededeelde, dat de voordracht tot de benoeming van hem was uitgegaan, en wel als erkenning voor hetgeen door mij gedurende mijn 15 jarig verblijf in dit Gewest voor het algemeen belang is gedaan. Met name werden genoemd de oprichting van de Sportclub "Vooruit", de Handels­vereeniging te Menado, en de Spaarbank "Minahassa". Nadruk werd gelegd op hetgeen tot den huidigen dag door mij belange­loos voor de Spaarbank -die door de Resident een zegen voor dit gewest, ook voor de inlandsche bevolking, werd genoemd- wordt gedaan.
Door het oudst aanwezige lid van den handel werd voorts nog gewezen op hetgeen door mij nog meer speciaal op het gebied van handel, scheepvaart ets. ten bate van het algemeen belang is gedaan.
U begrijpt, dat ik aangedaan was, bij zooveel eer. Wat ik antwoordde, vindt U op inliggende bijlage. Ik had het wel van tevoren overdacht, doch niet op schrift gesteld, zoodat ik het nu uit het hoofd opschrijf.
De eenige verzuchting, die bij ons op dezen blijden dag opkwam, was: Hadt ook U, geliefde Moeder, op dit plechtig uur bij ons kunnen zijn, en getuige kunnen zijn van onze dankbaarheid! Maar daarom niet getreurd; de tijd, die ons nog van elkander scheidt, is te overzien, en het uur van het wederzien, nadert rusteloos en gelijkmatig steeds meer en meer. Geve God, dat dit moge zijn, zooals wij ons voorstellen; het zal een schoon oogenblik zijn, als ik U mijn dierbaare vrouw en lieve kinderen in de armen mag voeren, en zelf met het ridderkruis o-p de borst vóór U mag staan.
Wel heeft het besluit om naar Indië te trek­ken -dat door u genomen werd en waarvan U geheel de eer toe­komt- rijke vruchten opgeleverd. Daarop heeft zegen gerust! Op mijn jeugdigen leeftijd zóó te mogen terugkeeren, niet alleen zoo rijk gezegend in mijn gezin, doch financieel zonder zor­gen, nog eene schoone toekomst tegemoetgaande en met eene onderscheiding van H.M. onze dierbare Koningin op de borst.... het is bijna teveel. Moge onze dierbaarste wensch, dat U nog lang getuige zijt, van ons geluk, door God worden vervuld.
Hoe hooger men stijgt op den maatschappelijken ladder, en hoe meer men gezegend wordt door voorspoed, hoe meer men de ijverzucht van benijders opwekt. Het zal ook mij niet ontbreken aan wangunstigen, die mij hetzij openlijk of in stilte mijne onderscheiding misgunnen, en misschien vermeenen, dat dit hunzelven meer toekomt./ Maar als ik voor mijzelf maar de overtuiging heb, dat ik iets gedaan heb voor mijn lintje; wanneer ik weet, dat dit ook de vaste meening is van mijne vrouw en beste vrienden, wanneer het Hoofd van Gewestelijk Bestuur mij waardig gekeurd heeft voor die onderscheiding, en de Gouverneur-Generaal en de raad van Ministers dit hebben onderschreven, zoodat H.M. de Koningin genoeg termen gevon­den heeft, om tot de benoeming over te gaan, dan laat ik de afgunst maar praten, en ben in mijn gemoed innig dankbaar voor hetgeen mij te beurt is gevallen.
Zooals U zult lezen, heb ik in het vuur mijner rede gezegd, dat mij reeds vroeg de liefde tot ons vorstenhuis door mijn vader werd ingeprent. Ik had moeten zeggen door mijne ouders, want zeker is U daarin nooit achtergebleven. Maar op dat oogenblik stond mij voor den geest, hoe Pa er pleizier in had, om reeds als kleine jongen mij aan te moedi­gen, bij huiselijke feestdagen etc. om op den Koning te toos­ten, en hoe hij in 1874, bij het 25-jarig jubileum van Willem III, een loterij organiseerde, om mij het gedenkboek van P.J. Andriessen "Oranje Nassau" te verschaffen. Ik herinner mij o.a.nog heel goed, hoe bij de trekking eene commissie werd benoemd, bestaande uit J.G. de Vries (oud 11 jaar) en S.C.H. de Vries (oud 9 jaar). Dat stuk moet zeker nog ergens onder mijne papieren zijn., Van U heb ik vele kostbare gaven van geest en gemoed geërfd, dat is mij dikwijls genoeg gezegd, en dat heb ik zelf dikwijls genoeg gevoeld. Ik zou niet degeen zijn, die ik thans ben -hetzij zonder bluf gezegd- wanneer ik niet iets had van Uw wijs inzicht in zaken en Uw blijmoedig vertrouwen in de toekomst, dus volharding. Maar zeker is het, dat ik van Pa heb die liefhebberij in administratie, reeds vroeg bij mij aangemoedigd (tuinmanszaak, Wandelclub enz.); die nauwkeurigheid in details, en dat gesteld zijn, ook in dergelijke liefhebberij-bezigheden, dat alles in den vorm gebeurt, wat mede een groote oorzaak is geweest, dat mijne stichtingen hier zooveel succes hebben gehad. Men zegt ook, dat ik het gezicht van U, maar het postuur van mijn vader heb; met Dideman is dit hetzelfde; hij is, volgend menschen, in figuur precies zijn vader, en onlangs moest ik lachen, om eene opmerking, die ik hoorde maken, toen wij beiden samen in een feest tribune verschenen: die Didi ziet er al even deftig uit als zijn vader! (Wat een bluf! wat een bluf!)
Maar nu al genoeg gepraat over mij zelf, doch nog even komt den ijdelheid om den hoek gluren met de vraag :Heb ik nu recht, om in Holland teruggekomen (in Amsterdam?) bij H.M. op audiëntie te gaan? om haar te bedanken voor de mij toegekende onderscheiding? Dit zou, eerlijk gezegd, de vervul­ling van een hartewensch zijn. Dit moet U eens door Hanna te weten zien te komen, en ook, of ik er naderhand op een of andere manier nog verder iets van merk?
U begrijpt, dat wij erg nieuwsgierig zijn nu, naar de details, speciaal, wanneer en door wien, U het 't eerste gehoord hebt. Ook hoe of Hanna het gehoord heeft. Enfin, dat krijgen we zeker allemaal te hooren, maar wij moeten nog minstens eene lange maand geduld hebben.
Didi is ook erg onder den indruk. Hij zegt: Papa heeft een Bientang (ster) gekregen van Koningin Wilhelmi­na! Dit is de uitlegging van de bedienden; ook vraagt hij,m wanneer nu "het cadeautje voor Papa van Koningin Wilhelmina" kan komen. Dat is het officieele kruis dat mij wordt toegezon­den, doch waarop ik nog een paar maanden moet wachten.
Gelukkig wordt onze opgewekte stemming nog verhoogd door de beterschap van Ferry. Het jongmensch toont weer een gezonde eetlust, en zooeven is er weer een flink bord met kippenboeboer naar binnen gegaan. Alleen koemelk weigert hij hardnekkig, en bereikt daardoor dat zijne moeder, slimmerd die hij is, dat zijne Moeder kassian met hem heeft, en hem 's nachts nog een borreltje tapt. Het is echter hoog tijd, dat dit eindigt, en zoodra zich een gunstig moment voordoet,, moeten wij dit doorzetten. Tandjes zijn er echter nog niet gekomen; het blijft bij vier.
We hadden vandaag -Zondag- een heerlijken rustigen dag; Ferry ontwikkelde een verbazende eetlust, het­geen ons altijd prettig stemt, en was zóó grappig en levendig, dat hij ons den ganschen dag amuseerde. Hij probeert aldoor te praten, maar van dat taaltje begrijpen wij nog niets; duide­lijk zegt hij :Mamma, Bapa, Didi, Mina, poes, waf, boeboer, goela(suiker) en nog meer. 't Is in veel opzichten een con­trast met Didi, en toch zijn die kinderen zoo dol op elkaar en ment elkaar erg aardig en altijd samen.
U begrijpt, dat ook een van onze eerste impul­sies, na het ontvangen der blijde tijding was: nu naar Hol­land; naar huis. Hoe gaarne ook, we moeten vasthouden aan het idee, om in den zomer van 1901 terug te komen. Eerst dan zal ik mijn Indische carrière met een volkomen gerust hart kunnen afsluiten, als ik het moment daarvoor zonder overhaasting kan kiezen.
Uw uitvoerige brief van 1 Aug. met vele bizon­derheden deed ons erg veel genoegen. Toch moeten wij eerlijk bekennen dat de toestand van Jettie ons erg tegenvalt, en wij niet gedacht hadden, dat het zóó was aangekomen. Als er van een reisje nog niets kan komen, dan zal ons cadeautje wel op een andere manier te gebruiken zijn; voor een herstellende zijn er altijd vele extratjes noodig, en het is vooral ook de uitdrukkelijke wensch van Lotje, dat men zich daarin voor Jettie volstrekt niet zal beperken. Mag ik U dat dus door Rogge doen aanbieden?
Spoedig hoop ik nu ook den laatsten brief van Gerard te kunnen beantwoorden. Om U de waarheid te zeggen zit ik er een beetje mee in mijn maag, omdat ik niet weet, wat ik moet zeggen van Piet. Naar mijne meening is alleen een oplei­ding op een dorpsschool in Bussum niet voldoende in den tegen­woordigen tijd, voor den aanstaanden handelsman. Wel hebben Gerard en ik ook geen middelbaar onderwijs gehad, maar de school van oom Hein zal wel iets meer geweest zijn, dan die in Bussum. In ieder geval, dit is toch al zoo lang geleden, en voor dien tijd had de school van Oom Hein voor de opleiding van a.s. handelslui een goeden naam, en heeft zij vele geziene kooplui voortgebracht, hetgeen, meen ik, van het Bussumsche instituut niet gezegd kan worden. Gerard heeft echter zoo zijn eigen ideeën, doch ik vrees, dat die dikwijls afwijken van de tegenwoordig meer algemeen heerschende meeningen; een goede praktische opleiding is zeker hoofdzaak voor een jong aan­staand koopman, vroeg beginnen is goud waard, dat heb ik ook ondervonden, doch als de nood niet dringt, om spoedig aan het verdienen te komen, is te vroeg ook niet goed. Enfin, een jongen met een vlug verstand en een goeden wil komt per sé vooruit, als maar niet teveel gesteund wordt op de protectie van den vader, en als maar gezorgd wordt voor een ruime, algemeene ontwikkeling, anders komen later de verwijten; vooral indien er geen financieele bezwaren geweest zijn.
Ik vind het een uitstekend idee, indien tot zijne opleiding ook een tijdelijk verblijf in Indië gerekend wordt, en ben gaarne bereid, daartoe mijne medewerking te verleenen. Alleen moet ik waarschuwen dat niet te vroeg te doen; eerst nadat alle andere voorbereiding is afgeloopen, en wanneer hij reeds man begint te worden, kan een verblijf in Indië goede vruchten dragen. Hij moet over menschen en zaken reeds een eigen oordeel hebben, en vast genoeg in zijn schoe­nen staan, om op eigen beenen te kunnen staan. 't Was op het randje af, dat ook ik te vroeg hier ben gekomen; wanneer het financieele niet dringt, is het beter daartoe eerst wat later over te gaan. Wanneer en van de jongens van Gerard echter dien kant uit wil, en hij is daarvoor te gebruiken, dan zou het misschien in later tijd, zoowel in het belang van G. de Vries & Zonen als der M.H.V. kunnen zijn, om een agent te Singapo­re -de Indische wereldmarkt voor drogerijen c.s.- te hebben. Doch dit is nog verre toekomstmuziek.
Ik heb in het vorenstaande nog niet gezegd, hoezeer ik er mee ben ingenomen, dat de onderscheiding mij verleend werd in mijne hoedanigheid van Directeur der Mol. Hand. Venn. en dat die kwaliteit er overal in de couranten bij is vermeld., Dat is ook voor de zaak eene onderscheiding, waarover ik mij zeer verheug, en, praktisch gesproken, veel waard is voor onzen naam en daardoor ons krediet. Ik beschouw het tevens als eene erkenning, dat onze zaak, die natuurlijk als handelszaak haar eigen belang beoogt, toch ook voor het algemeen nut heeft, hetgeen in dit gewest zeker ook het geval is. Na de moeilijkheden, die wij vroeger doorgemaakt hebben, is het tevens een soort rehabilitatie, en een bewijs, dat men voor "vol" aangezien wordt. Er zal voordat de beslissing plaats vond, toch zeker ook wel naar de zaak geïnformeerd zijn, en is het voor mijn werken en volharding eene groote satisfactie, dat de M.H.V.waardig is bevonden, opgenomen te worden onder de maatschappijen, wier Directeuren eene decora­tie ontvangen. Erg benieuwd ben ik, wat voor het indruk het aan de Beurs te Amsterdam heeft gemaakt, en zalk ik zeker daar wel wat over te hooren krijgen.
Nu nog wat over Didi. Zooals U weet, gaan wij altijd samen naar de mandikamer, en zijn dat aardige intieme uurtjes. Hij vindt het dol als ik ga "preeken" m.a.w. een vers opzeggen, en zoo had ik ook met veel pathos van Alphen's onsterfelijk "Cornelis had een glas gebroken" gedeclameerd. Bij den toelichting schijn ik bizonder den nadruk gelegd te hebben op het verdienstelijke dat Cornelis het dadelijk aan zijn vader verteld heeft, ten minste 's middags gebeurde ons het volgende: Terwijl Lotje & ik nog in de kamer waren, en Didi naar buiten was, hooren wij opeens het gerinkel van brekend glas. Lotje komt buiten en Didi zegt vol zelfingeno­menheid:"Mama. Didi heeft een glas gebroken, net als Cornelis, en Didi dadelijk vertellen." Toen ik een oogenblikje later kwam, net hetzelfde verheerlijkte gezicht:"Papa, Didi net als Cornelis, Didi een glas gebroken. en Didi dadelijk aan Mama gezegd." Hij was blijkbaar verbaasd, dat zijn ouders met dit heldenfeit minder ingenomen waren.,
Hoewel hij nog meestal in de 3e persoon spree­kt, hooren wij ook reeds af en toe: ik, jij, ons etc. Soms hooren we: dat is voor ik, of, ik geef aan jij etc. Het is een groot genot, die geleidelijke ontwikkeling der geestesgaven gade te slaan.
Nu, lieve Moeder, geloof ik,, dat U tevreden kunt zijn, te meer, daar ook Lotje bezig is geweest, en mij ook een flinken brief geeft om bij te sluiten.
Hierbij nog een cheque op Rogge, waarvoor U extratjes voor Jettie kunt koopen, nu het reisje niet door­gaat.
Doet U onze hartelijke groeten aan alle broers, zusters en familieleden, en ontvangt U een innigen zoen van
Uw liefh. zoon
Dirk
*****************



Menado, 16 September 1899


Dames en heeren, geachte Resident.


Ik kan niet anders zeggen, dan dat ik zeer gevoelig ben voor de woorden, zooeven tot mij gesproken. Was het reeds gisteren voor mijne vrouw en mij een dag van vreugde, hoeveel te meer is dit niet vandaag, nu wij zooveele gelukwenschen mochten ontvangen, en ik in Uwe tegenwoordigheid hier te plaatse een bewijs van belangstelling mag zien, bij de mij te beurt geval­len onderscheiding.
Al moge het zijn, zooals door de Resident en de heer Hesterman is gezegd, dat ik, gedurende mijn veeljarig verblijf in dit gewest, af en toe in de gelegenheid ben ge­weest, om iets te doen, ten bate van het algemeen belang, zeker is het, dat op een moment als dit, zich het meeste bij mij de vraag op den voorgrond dringt: Heb ik wel genoeg ge­daan? Heb ik wel gedaan, wat ik had kunnen doen?
Hoe het zij, dankbaar is mijn gemoed. Niet veel scheelt het meer, of het zal zijn, dat ik bijna gedurende de helft van mijn leven aan dit Gewest verbonden ben. Als jonge­ling hier gekomen, sta ik hier thans als man en Vader, en de gewichtigste jaren van mijn leven heb ik in dit land doorge­bracht. Is het wonder, dat ik mij gehecht gevoel aan dit Gewest? en dat ik het op hoogen prijs stel, om, eenmaal in het vaderland teruggekeerd, in deze onderscheiding een blijvende herinnering te bezitten aan deze streken? Zeker is het, dat Menado en de Minahassa, dat de Residentie Menado verzekerd kunnen zijn van mijne voortdurende belangstelling en van mijne onverflauwde genegenheid. Maar wat voor mij de hoogste waarde verleent aan deze onderscheiding, dat is, dat ik haar mocht ontvangen uit de handen van Hare majesteit, onze lieftallige Koningin. Reeds vroeg werd mij door mijn vader ingeprent de innige aanhankelijkheid aan ons Vorstenhuis; en ook mijne vrouw en ik hebben de heilige belofte afgelegd, om onze zonen op te voeden in de onwankelbare trouw, de innige liefde en gehechtheid aan het huis van Oranje Nassau, aan onze dierbare Koningin en hare edele Moeder.
Daarom noodig ik U uit, om met mij in te stem­men in den kreet, dien mijn gemoed thans het meeste behoefte heeft, om te uiten:

Lang leve onze Koningin!

D.H. de Vries.
**********************************************


Menado 9 October 12899.

Lieve beste Moeder,

Met de vorige mail zonden wij U een dikken brief, en maken van deze extra-gelegenheid gebruik, om U even te melden, dat het met Ferry uitstekend gaat en dat het spenen thans definitief en zonder veel; moeite heeft plaatsgevonden. Langzamerhand hebben wij zijn rantsoenen verminderd, totdat hij onlangs op een nacht tot zijn groote verwondering en droefenis heelemaal niets meer gekregen heeft. hij heeft zich echter in het onver­mijdelijke geschikt, en tot onze groote blijdschap drinkt hij nu met smaak flinke glazen koemelk. ';t Is verwonderlijk, hoe kinderen stijfkoppig kunnen zijn aan den eenen kant, en zich spoedig kunnen schikken aan den anderen kant. Als zij maar zien, dat zij hun zin niet krijgen!
Hij is met eten nu al veel voorlijker dan Didi destijds; eet met zijne alleenstaande tandjes met smaak een boterhammetje, knabbelt op een gebakken aardappel etc., alleen , hoe gek, zijn boeboer moet heel fijn gezeeft zijn; als er maar een klontertje in zit, sputtert hij het uit en bedankt er voor. Dit hebben wij hem nog niet kunnen afwennen.
Ook is hij nu begonnen geheel alleen te loopen; hoe schattig dat is kunt U niet begrijpen; hij heeft er zelf dol pleizier in, en luid kraaiend en schaterend komt hij aanwaggelen.
Alleen zijn tandjes willen maar niet doorkomen; het blijft maar bij vier. Gisteren had hij een beetje koorts, doch vannacht en vanochtend is hij weer koel. Wij wilden erg gaarne dat die tandjes er maar door waren.
Het dochtertje van onze buren, de familie Carpentier Alting, is gelukkig herstellende; verbeeld U dat meisje heeft een maand lang voortdurend koorts gehad, steeds boven de 38.5. Nu komt gelukkig de eetlust met dubbele kracht terug; het arme kind was bijna geheel uitgeteerd.
Didi wordt zoo aardig, echt jongensachtig, soms ook flink ondeugend. Hij was zijne Moeder ongehoorzaam ge­weest; te dicht bij het hert gekomen, en toen had het hert eene zij (dus zonder horens) hem bij zijn baadje gepakt, en op de grond gegooid. 's Middags in de badkamer aan het redenee­ren:"Papa, wat is ongehoorzaam?" "Als Didi toch bij het hert komt " etc. deze keer heel gemakkelijk te demonstreeren.
Lotje is vroolijk als Ferry goed gedijdt en niets mankeert, dus alles wel aan boord. Met een hartelijken zoen
Uw liefh.
Dirk
*************************************************


Menado 22 October 1899

Lieve beste Moeder, Gerarda, Lida en Jettie,

Hartelijk dank ook namens Lotje en de Kinderen, voor Uw aller hartelijke gelukwenschen bij gelegenheid van mijne benoeming door H.M. de Koningin tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Ik kan mij voorstellen, welk eene verrassing dit bericht bij U vberoorzaakte; en bij ons niet minder, en ik mkan U verzeke­ren, dat bij het vernemen van deze tijding, man en vrouw elkander heel blijde in de oogen keken. Ook uit Holland mocht ik veel blijken van belangstelling ondervinden; o.a. ook een kaartje van Mr. en Mevr. Huber Noodt; Vindt U niet aardig dat die er notitie van nemen; ik kon dan ook niet nalaten, hen een briefje voor bedankje te zenden; van de fdamilie alleen een briefje van Oom Eef; trouwens de mail vertrok vlak na den 31e Aug., dus misschien komt er nog wel wat.
In het Handelsblad las ik plotseling de doods­tijding van Tante Trui; Kasian, dat die de eerste van hetr drietal was. Zij overleed den 21en Aug. In Uw brief van 25 Aug. maakt U er nog geen melding van; wij zijn echter wel benieuwd, er iets van te vernemen.
Nog eenige bootn, en dan kan ik het officieele Kruis, dat mij namens H.M. door den Kanselier der Orden wordt toegezonden, ontvangen; ik moet eerlijk bekennen, dat ik er erg verlangend naar ben. Inmiddels wordt mij het kleinez kruisje met "het" klinbtje door mijne vrouw vereerd, en kan dat reeds met de volgende boot van Batavia verwacht worden.
\ Met mijn verjaardag trof ik het zooverre slec­ht, dat er een boot was en ik den heelen dag naar kantoor moest. Het huis wasa anders keurig versierd- wat zullen wij dien rijke bloemenschat later missen- en onze twee schattige krullebollenb kwamen reeds heel vroieg de slaapkamer ieder met een cadeqautje binnendribbelen. Didi was al erg onder den indruk, maar Ferry kon moeilijk van zijn cadeautje scheiden! Dag lieve Moeder en allemaal, misschien ois er morgen nog tijd voor een lettertje!
Uw liefh. zoon
Dirk en familie.
*****************************

Menado 15 November 1899

Lieve Beste Moeder,

Zooëve ben ik thuisgekomen met de boot van een zeereisje naar Sangir, na eene afwezigheid van zes dagen, erg lang, en genoeg om mij erg naar vrouw en kinderen te doen verlangen. Die thuiskomst dan is altijd een mooi moment, vol heerlijke emo­tie. Goddank waren ze alle, die lieve Moeder met hare twee aardige krullebollen, perfect gezond; Ferry heeft inmiddels zijn 4e tandje van de 2e periode- dus 8e- erbij gekregenm, zonder bizondere voovallen. Dus dat is ook weer in orde. Hij is in den laatsten tijd verbazend vooruit gegaan, en is zoo levendig en vroolijk als 't maar kan. In mijne afwezigheid kwam de mail doch bracht geen brief va U, maar de vorige tusschenboot had er al een gebracht.
En nu een aardig nieuwtje, waarin U wel plei­zier zult hebbenb. We krijgen hier begin volgend jaar een goed oude kennis te logeeren: niemand minder dan ..Jetje Cliquette. Hoe dat alles zoo tezamen komt, wou Lotje U gaarne zelf schri­jven, maar vandaag op papa's thuiskomst er bij spoedig vertrek v.d. boot kan daar nog niets van komen. Dus per volgende! Dag lieve Moeder, vele hartelijke groeten van ons allen
Uw liefh. zoon Dirk

Wij leven huier erg mee met de Boeren en zijn vol geestdrift!
****************************


Menado 3 December 1899.

Lieve beste Moeder,

Lotje zal U de mededeeling gedaan hebben, dat wij in April/Mei onze derde lieveling mogen verwachten. Ik behoef U niet te zeggen, dat wij vurig wenschen, dat het een meisje moge zijn, ook, omdat het dan Uwen naam zal dragen. Maar de mogelijkheid is natuurlijk even groot, dat het weder een stamhouder zal zijn, die ons ook van harte welkom zal zijn. In dit geval wenschen wij aan U tevragen, ons de namen op te geven, die U het liefste wenscht, dat hij zal dragen, en laten wij U in Uwe keuze volkomen vrij.
Wat het zij, het vurig gewenschte meisje, of een ook welkome zoon, als zij of hij even flink als onze beide oudsten mag zijn, zijn wij beste tevreden.
In den laatsten tijd hebben wij al zooveel voorspoed ondervondn, en ik voor mjij zoovele eerbewijzen, dat het wel wat veel verlangd is, om nu ook bij den komenden wereldburger naar eene bepaalde keuze te verlangen. Men kan ook wel eens te vfeel verlangen, en daarom zullen wij dankbaar obntvangen wat ons is toebedacht.
De a.s. komst van Jetje Clignett heeft ons allen, en voornamelijk natuurlijk Lotje, een heerlijke gerust­heid gebracht, en zien wij nu d groote gebeurtenis met een gerust hart tegemoet, te meer, dat Lotje zich bizonder wel gevoelt.\
Voor heden moet ik het hierbij laten, daar de post spoedig sluit. 't Is Zondagochtend en Lotje is met de twee jongens medegekomen, die nu bij Koopmans aan huis zijn, doch telkens eens in de toko komen kijken.
Met eene hartelijke omhelzing, ook namens het gehele viertal,
Uw liefh. zoon

Ditrk.
*********************



Menado 25 December 1899


Lieve beste Moeder,

Straks volgt onder afzonderlijk couvert nog een brief van Lotje; deze moet vanbwege de wissel, eerder naar de post. Ik sluit n.l. hierbij in:
F. 150.- zicht, ditmaal op de Moluksche zelf-
Verder nog een vriendelijk verzoek:
Met innige deelneming ontvingen wij de tijding van het over­lijden van Mevr. Seydenzaalk, en wij zijn daarmede erg begaan. Wilt U nu voor ons een mooie kransbestellen en die namens ons, op het graf van Mevr. Seydenzaal laten nederleggen? Hoe of U dit doen wilt, laten wij geheel aan U over; of U de krans bij S. aan huis wilt zenden, en het hun ver5zoeken, of hoe , laten wij geheel aan u over. Het is een diep tragisch geval, dat nu reeds een einde gemaakt moest worden, aan een samenleven van twee menschen, die zoo gelukkig met elkander waren.
Daareven komt juist de brief van Lotje, en gaan wij dus samen. De a.s. kjomst van Jetje Clignett heeft een heerlijke gerustheid gebracht, en nu wij weten, dat er voor de kinderen goed gezorgd zal worden, gaan wij de groote gebeurte­nis in April/Mei met opgewektheid tegemoet. Lotje is bizonder geod en opgewekt, en als ons dochtertje.....of zoontje ook zoo wordt, wordt het een opgewekt kindje. Wat ben ik blij dat wij die maatregel genomen hebben en Jetje kon komen.
Toen Nonnie Koopmans bij ons logeerde, kwam onwillekeurig telkens het idee op: hoe aardig als er bij twee jongens ook een meisje is. Toch zullen wij niet mopperen, als het anders is beschikt, en zal het kindje ons even lief zijn.
Ferry ontwikkelt zich alleraardigst, en begint al wat te praten. Hij noemt ons bij voorkeur: Mama-nji en Pap-tji. Didi begint te redeneeren: Papa, klonk het in de badka­mer, waar komen sponzen vandaan? van wat wordt glas gemaakt? Hij is ook erg onder de indruk van de Transvaal: Papa, hij bracht twee houten geweertjes, en geweer voor ik en een geweer voor jij, nu gaan we engelschen schieten. Soms ben ik wel eens bang, dat het een wijsneusje wordt, want hij vangt alles op, maar als men zijn lief kinderlijk stemmetje en snoezig ge­zichtje hoort & ziet, maakt hij volstrekt niet dien indruk. Dag lieve Moeder,
Uw liefh. zoon Dirk.
***********************************